Ga naar hoofdinhoud

Matchmaking & samenwerking Citizen science

BURGERS HELPEN
DE WETENSCHAP

Tekst Rob van der Wal

Van waterkwaliteitsmeting tot proeven met zelfrijdende auto’s en het in kaart brengen van plasticvervuiling: de TU Delft vraagt regelmatig burgers te helpen bij onderzoek.

Vrijwilligers, vooral kinderen, namen in 2017 potjes mee op vakantie, om die op de bestemming te vullen met natuurlijk zwemwater uit de omgeving. De meting was onderdeel van het TU Delft citizen science platform Waterlab, waarbij onderzoek werd gedaan naar de waterkwaliteit in Europa. De deelnemers legden nauwkeurig de meetlocatie, geur, kleur en temperatuur van het water vast en namen de potjes mee terug naar Nederland voor verder onderzoek in een laboratorium. Op de digitale kaart die bij het project hoort, zijn metingen uit heel Europa te vinden: van Portugal tot aan Polen. Het verschijnsel dat gewone burgers actief betrokken worden bij wetenschappelijk onderzoek heet citizen science. Burgers gaan aan de slag als niet-professionele onderzoekers en verzamelen data of zijn proefpersonen bij experimenten.

Onderzoeker Maryna Öztürker in de testauto van het TU Delft hEAT-lab.
©Sam Rentmeester

‘De uitdaging is om de juiste mensen te vinden’

Kinderen van de Sint Jozefschool in Schipluiden vissen naar plastic en helpen zo plastic hotspots in kaart te brengen.
©Sam Rentmeester

‘Hoofddoel is meer inzicht krijgen in waar veel macro- en microplastics zitten’
SPOT DE HOTSPOT

Vijf leerlingen van de Sint Jozefschool uit Schipluiden gingen in november met een boot het water op. Ze sleepten een vangnet mee, bestaande uit een panty, een oud soepblik, tiewraps, lege flesjes en een groentenetje. Het doel? Stukjes plastic uit het water vissen en in kaart brengen voor het project Spot de Hotspot. “Dat was leuk, we moesten het netje zelf maken”, zegt Skyler uit groep zes. De kinderen zitten in een klas voor hoogbegaafde kinderen. Een paar uur in de week werken ze aan zelfgekozen thema’s. Skylers klasgenootje Noa droeg het onderwerp zwerfafval aan, geïnspireerd door Plastic Soup surfer Merijn Tinga, die surfplanken maakt van plastic zwerfafval. Het herbruikbare groentezakje voor het schepnet kregen de kinderen van een supermarkt. “Toen de kinderen de filiaalmanager vroegen waarom er zoveel plastic verpakkingen in zijn winkel liggen, wist hij niet goed wat hij moest antwoorden”, zegt onderwijzer Franca van den Nieuwendijk. Het Waterlab en het waterschap Delfland gaan aan de slag met alle meetresultaten, zegt projectleider Sandra de Vries. “Hoofddoel is meer inzicht te krijgen in waar veel macro- en microplastics zitten.”  Binnen het waterschap Delfland – een gebied dat zich uitstrekt van Rotterdam tot Den Haag – zijn er volgens De Vries zo’n twintig macroplastic hotspots bekend: plekken waar veel grotere stukken plastic te vinden zijn. De Vries wil er vijftig tot honderd in kaart brengen.

ZELFRIJDENDE AUTO

Hoe ervaren mensen een ritje in een zelf-rijdende auto? Kun je bijvoorbeeld comfortabel werken terwijl je wordt rondgereden? Dat wilden Sacha Hoogendoorn-Lanser, directeur van het Mobility Innovation Centre Delft (MICD) en promovendus Maryna Öztürker van het TU Delft hEAT-lab (waar onderzoek gedaan wordt naar elektrisch en geautomatiseerd vervoer) graag weten. Daarom mochten zo’n honderd Delftenaren een rit maken in een testauto: een bestelbus met een autostoel in de laadruimte. Om de stoel heen waren schermen geplaatst die tonen wat er buiten gebeurt. Alsof je op de bestuurdersplek zit, met één belangrijk verschil: je bestuurt de auto niet zelf. De deelnemers maakten twee testritten van zo’n twintig minuten. De route liep vanaf de campus dwars door Delft, via een provinciale weg, langs een winkelcentrum en stukken met verkeerslichten. Waarom gebruikten de onderzoekers geen rijsimulator? Hoogendoorn-Lanser: “Dan zit je stil op één plek. In een auto voel je juist alles: bewegingen in de bochten, optrekken, remmen. Dat is de meerwaarde aan dit experiment.”

Onderweg moesten de deelnemers een taak uitvoeren. Tijdens de eerste rit was dat een werktaak op een laptop. Tijdens de tweede rit mochten deelnemers op hun smartphone of een boek lezen. Gefilmd door een camera met gezichtsherkenning filmde, terwijl een smartwatch hun hartslag vastlegde. Wat ze vooraf niet wisten: de auto werd gewoon bestuurd door een chauffeur: een volledig zelfrijdende auto is nog niet toegestaan op de openbare weg.. Om de rit zo authentiek mogelijk te maken, hield de chauffeur veel afstand en trok hij zeer voorzichtig op. Een zelfrijdende auto doet dat namelijk – om juridische redenen – ook, zegt Hoogendoorn-Lanser. Die truc bleek te werken: driekwart van de deelnemers dacht dat de auto écht zelfrijdend was. Op vrijwel alle punten als veiligheid, tijdsbesparing en comfort antwoordden ze achteraf positiever dan voor de twee ritten. Welke activiteit ze uitvoerden, werk of ontspanning, maakte daarbij weinig uit.

Betrouwbare data

Citizen science is een goede manier om mensen enthousiast te maken voor wetenschap, zegt Sandra de Vries, projectleider van het Waterlab. “Bij het project over waterkwaliteit kregen we met weinig moeite veel resultaten.” Er zijn ook aandachtspunten. Vrijwilligers zijn niet altijd op de hoogte van de juiste meetmethode, merkt De Vries. “Ze moeten de handleiding lezen om betrouwbare data te kunnen produceren.” Daarom maakt De Vries soms instructievlogs. En waar professionele onderzoekers gestructureerd op bepaalde plaatsen metingen verrichten, gebeurt dat bij citizen science behoorlijk willekeurig.

“In het geval van Spot de Hotspot (zie kader) maakten we daarom een kaart, waarop we aangeven waar waarschijnlijk veel plastic ligt”, zegt De Vries. “We vroegen om specifiek daar te gaan kijken.” De uitdaging met citizen science is om de juiste mensen te vinden, besluit ze. “Je moet tijd vrijmaken. Zeker als mensen het druk hebben, vergeten ze snel om onderzoek te doen. Daarom benaderen we nu vooral verenigingen. Zij kunnen met een hele groep op een vaste dag meedoen.”

DELFT MEET REGEN

Tijdens de zomermaanden noteren de eigenaren van zo’n negentig regenmeters verspreid door Delft elke ochtend hoeveel regen er in de meters zit. Hiermee ontstaat een beeld van de neerslag die in de stad valt en de verschillen daartussen. Ook weerinstituut KNMI meet regen, zegt universitair hoofddocent Marie-Claire ten Veldhuis, betrokken bij het project Delft Meet Regen. “Maar hun radar meet alleen op een grote schaal. Dat geeft geen representatief beeld van wat er precies binnen de stad aan neerslag valt.” Met het oog op stevigere buien en langere droogtes door klimaatverandering komt die kennis goed van pas, zegt Ten Veldhuis. “We zagen bijvoorbeeld dat er in het noordwesten van Delft wat meer neerslag valt dan elders. ls dit structureel is en de gemeente dat weet, kan zij bijvoorbeeld riolen groter maken of gemalen harder laten pompen.” Aanvankelijk maakten deelnemers zelf hun eigen regenmeter van een lege frisdrankfles, zegt Ten Veldhuis. Tot bleek dat niet iedereen de meter op dezelfde manier maakt. “Klopt de maatverdeling op de fles? Zit de tuit recht? Dat geeft allemaal afwijkingen.” Delft Meet Regen stapte daarom over op simpele regenmeters uit de fabriek en deelde automatische meters uit. “Die meet steeds op dezelfde manier en op hetzelfde moment. Nu kunnen we de data van de automatische en handmatige meters vergelijken.” Bij de Montessorischool Parkrijk in Rijswijk staat zo’n automatische regenmeter. Voor de kinderen was het in elkaar zetten van de meter een behoorlijke uitdaging, vertelt Kevin uit groep acht. “Het bouwpakket bestond uit allemaal kleine onderdeeltjes. Die leken heel erg op elkaar.” In de nieuwe metingen van Delft Meet Regen voor aanstaande zomer worden ook de grondwaterstand en hoeveelheid verdamping uit de meters bijgehouden. Zo ontstaat een nog beter overzicht van de effecten van regenval in Delft.

Groep acht van de Montessorischool Parkrijk in Rijswijk zette zelf de automatische regenmeter in elkaar.
©Sam Rentmeester

De metingen worden bewust in de zomermaanden gedaan